Skip to main content

Vijftig jaar na Apollo 11 werd het succes van maanwandelaars Neil Armstrong en Buzz Aldrin wereldwijd gevierd. Maar wie heeft het nog over de astronauten die hen voorgingen? Walt Cunningham (Apollo 7) en Rusty Schweickart (Apollo 9) blikken terug op het grootse avontuur van de mensheid en de betekenis van Apollo voor ons allemaal.

‘We kiezen ervoor om naar de maan te gaan, juist omdát het moeilijk is.’ Deze fameuze woorden van John F. Kennedy zetten de VS in 1962 op het juiste spoor naar de maan. De president had er schoon genoeg van dat de Sovjet-Unie de ene na de andere primeur in de ruimte behaalde. En dat zijn land vanaf de aarde toekeek, als grote verliezer van de ‘ruimterace’. Kennedy beloofde een Amerikaan op het maanoppervlak te zetten en weer veilig thuis te brengen. Alleen was er één probleem: niemand wist nog hoe. 

Een jaar na de speech selecteerde NASA veertien nieuwe astronauten. Walt Cunningham en Rusty Schweickart maakten deel uit van die groep. Zij waren de wegbereiders. Zij testten het ruimteschip, de maanlander en het ruimtepak waarmee astronauten naar de maan zouden gaan. Elke stap op weg naar dat doel was nieuw en een overwinning op zich. Daarom keek de hele wereld met deze mannen mee. 

Lees dit verhaal als PDF:

‘Apollo 7 en Apollo 9 worden nu nauwelijks nog genoemd’, zegt Cunningham een beetje weemoedig. ‘En dat maakt me geen reet uit’, roept Schweickart. Zo, de toon is direct gezet. Cunningham is echt iemand voor wie alles vroeger beter was. Hij benadrukt telkens maar weer hoezeer de twee van opvatting verschillen. ‘Dat is dus waar we het oneens zijn’, zegt hij dan. Schweickart is de vooruitstrevende dromer. Als het aan hem ligt, stoppen we met terugkijken en vliegt de mensheid morgen al naar Mars. Daarnaast is hij een grappenmaker. ‘Walt is nooit goed geweest met knopjes’, grinnikt hij, als de presentatie van zijn oude collega vastloopt. 

Falen is geen optie

In oktober 1968 was het aan Walt Cunningham en zijn teamgenoten Wally Schirra en Donn Eisele om het doel dat president John F. Kennedy had gesteld, weer binnen bereik te brengen. ‘Weer’, omdat het Amerikaanse bemande ruimtevaartprogramma meer dan twee jaar had stilgelegen na een ongeluk bij een oefening dat drie astronauten het leven kostte. ‘We wisten niks over de maan’, geeft Cunningham nu toe. Hij leunt achterover in zijn stoel en grijnst, trots op de mentaliteit van zijn vaderland in de roerige jaren zestig. ‘Het Apollo-programma was een verhaal van pure ontdekking en avontuur. Van de moed om het hoogst haalbare na te jagen, een reis tussen de sterren, naar een plek die we niet kenden. Wij waren niet bang om het risico te nemen omdat we grenzen wilden verleggen. We móesten gaan. Van onszelf.’

Het was een tijd waarin het Amerikaanse congres 3,5 procent van het totale nationale budget uitgaf aan ruimtevaart. Ruim veertig miljard, omgerekend naar dollars van nu. In de VS werkten 400.000 mensen binnen en buiten NASA aan het Apollo-programma. Hun gemiddelde leeftijd: 28 jaar. Op de top van die grote menselijke piramide stonden de astronauten. Die waren stuk voor stuk getraind als jachtvliegers en testpiloten. Cunningham ook, en voor hem was geen optie. ‘Onze enige angst was de angst om zelf fouten te maken. Dat zat de hele dag in je hoofd: als deze missie faalt, dan in elk geval niet door mij!’

Concurrentie was de drijvende kracht achter het Apollo-programma. Het voedde de wil om naar de maan te gaan.

Toiletongemak

Cunningham vloog met de Apollo CSM (de zogenoemde ‘commando-/servicemodule’) een missie van elf dagen rond de aarde. ‘In die tijd voorspelden artsen nog nierfalen en problemen met je ogen als je naar de ruimte ging’, zegt hij. ‘Ik heb er niks van gemerkt.’ Als hij al een probleem had, dan was het met het feit dat er geen wc was aan boord van de capsule: ‘We zaten elf dagen met drie man in een ruimte zo groot als een middenklasse-auto. Mét stoelen erin. Plassen lukte nog wel. Daar hadden we het urine collection device voor, een soort condoom met opvangzakje. Maar het kostte me drie kwartier om mijn ontlasting op gang te brengen en in een zakje te krijgen.’

Het succes van Apollo 7 bracht de VS terug in de ruimterace met de Sovjet-Unie. Rusty Schweickart: ‘Amerika schaamde zich kapot om de successen van de Sovjets in de ruimte. Zij hadden in 1957 de eerste satelliet gelanceerd, Spoetnik. Daarna de eerste hond, de eerste mens, ze hadden de eerste vrouw in de ruimte, de eerste ruimtewandeling en ga zo maar door. Voor ons astronauten was dat juist goed. Concurrentie was de drijvende kracht achter het Apollo-programma. Elke keer als de Russen iets voor elkaar kregen, juichten wij. Het voedde de wil in Amerika om naar de maan te gaan.

Astronaut raakt werkloos

Niemand die in de laatste vijftig jaar geboren is, kan zich echt voorstellen hoe het was in die tijd, denkt Schweickart. ‘Wij wisten niet of die grijze vlekken op de maan inslagkraters waren of vulkanische activiteit. We moesten alles nog uitvinden.’

Voordat de VS een succesvolle maanlanding konden uitvoeren, moest Schweickart eerst twee belangrijke missiedoelen volbrengen. Het eerste was de testvlucht met de Lunar Module, de maanlander, die zonder enige problemen verliep. Het tweede was een test met het ruimtepak waarin Neil Armstrong en Buzz Aldrin een klein half jaar later op de maan zouden lopen. Uitgerekend toen werd Schweickart ziek.

‘Stel je voor: de hele wereld kijkt toe hoe Amerika de deadline van John F. Kennedy gaat halen. Alleen halen we die niet omdat ik moet kotsen. Probeer met dat gevoel maar eens te gaan slapen.’ De vluchtleiding in Houston schrapte de ruimtewandeling en Schweickart beleefde het dieptepunt van zijn leven. Maar de volgende dag voelde hij zich al een stuk beter. Daarop besloot de vluchtleiding zijn extra vehicular activity alsnog in de planning op te nemen.

Twaalf uur na het dieptepunt van zijn leven beleefde Schweickart het hoogtepunt. ‘Jim McDivitt maakte vanuit de commandomodule foto’s van mijn ruimtewandeling, maar zijn camera ging kapot. Terwijl hij die camera probeerde te repareren, was ik drie minuten buiten, ‘werkloos’. Ik had even geen zorgen over de checklist en alle dingen die we moesten testen. Ik zweefde in het diepste zwart dat ik ooit had gezien en zag de dampkring als een dun membraan om de blauwe aarde hangen. Toen dacht ik: die planeet is Moeder Aarde, letterlijk. Die planeet heeft al het leven voortgebracht.

Aarde-opkomst

Nog maar weinig mensen herinneren zich die spannende ruimtereizen van vlak voor de eerste maanlanding. Wellicht kennen ze de foto Earth Rise nog, genomen vanuit de Apollo 8. Het beeld laat zien hoe de aarde ‘opkomt’ van achter de maan en vat het hele Apollo-programma samen: mensen gingen op expeditie naar de maan, maar ontdekten en passant hoe bijzonder onze eigen aarde is.

Volgens Schweickart is het juist voor onze planeet belangrijk dat mensen hun zoektocht in het heelal voortzetten. ‘We kunnen niet verwachten dat de aarde ons blijft ondersteunen terwijl wij haar kaalplukken. De mens moet verder ontdekken en evolueren.’ Hij roemt Tesla-bedenker Elon Musk om zijn plannen met SpaceX. ‘Musk is de eerste die zegt dat de mensheid een ‘multiplanetaire’ samenleving moet worden, en de daad bij het woord voegt door raketten te bouwen die ons naar Mars kunnen brengen.’

Cunningham vindt dat we lering moeten trekken uit de Amerikaanse prestaties in de jaren zestig en zeventig. ‘Als we weer echt op ontdekking willen, moeten we niet proberen zo veel mogelijk risico’s weg te nemen. We moeten niet politiek correct of populair willen zijn. We moeten doen wat we in de jaren zestig deden. En wat in de natuur van de mens besloten is: grenzen verleggen.


Quest Historie, 2020